vrijdag 11 oktober 2013

Bips



In de belevingswereld van de 27 bloedjes van 7 en 8 jaar in mijn groep 4 zou je denken dat “bips” of desnoods “billen” de woorden zijn die gebruikt worden voor het achterwerk. Tot mijn verbazing hebben enkele kinders het over “reet”, “gat” en “kont”. Oké, als ik mijn best doe kom ik ook een eind: “Achterste, achterwerk, toges, anus, aars, derrière, zitvlak, poepgat, hol” en ga nog maar even zo door, maar dit soort taal bezig ik niet in de klas. Thuis eigenlijk ook niet…

Naast op mijn eigen taalgebruik te letten, word ik momenteel erg bepaald bij het beschaafd gebruiken van de Nederlandse taal door de kinderen. Flap ik er privé nog wel een enkele “sh*t” of “k*t” uit, op school kan dat natuurlijk niet. Op school ben ik niet snel boos of geïrriteerd gelukkig, maar gaat er af en toe iets mis, dan is “verdraaid”, of “oeioeioei” toch wel de grens.


Tot mijn stomme verbazing hoorde ik laatst een meisje van 7 tegen haar zus van 9 “kankerhoer” zeggen op de gang. Even stond ik met m’n mond vol tanden, maar ik was helder genoeg om te vragen of ze wisten wat het betekende. Beide zussen ontkenden, maar eentje zei wel dat mama’s nieuwe vriend dat heel soms tegen mama zegt. Ze begreep dus wel dat het zeer negatief bedoeld wordt, door de manier waarop het de mond van de toekomstige stiefvader verliet!

Aan de thuissituatie van kinderen kan ik weinig veranderen, behalve het eventueel aankaarten in een gesprek of in overleg met het schoolmaatschappelijk werk, maar op school probeer ik mijn steentje meer dan bij te dragen. Ik merk hoe belangrijk het is om het goede voorbeeld geven, hoe ouderwets dat ook moge klinken.

Nog even terugdenkend aan het begin van dit stukje kan ik er uiteindelijk wel mee leven dat de bips door de kinderen ook als billen en desnoods als kont wordt benoemd, zolang de ziektes en andere grove termen maar buiten de klas blijven!

En dan stop ik potverdriedubbeltjes nu maar eens met het schrijven van deze column. Tip voor de komende tijd: “kuis je taal, makker!”