"Hoi,
met mij. Zou ik dinsdagavond met jou mee terug mogen rijden na de vergadering?
De anderen komen ook, maar iedereen heeft na die tijd iets anders te doen, komt
niet met de auto of kan mij niet afzetten. Heen kom ik met het openbaar vervoer,
maar zo laat ’s avonds terug gaat dat niet. Van de neuroloog mag ik nog steeds
niet zelf rijden.”
“………”
“Okee,
ik snap het. Jammer, maar helaas. Goeie
vergadering en doe je de rest de groeten?”
“Hee,
lang niet gesproken! We gaan met alle meiden een fietstocht maken, zwemmen en
dan uit eten. Kom jij ook?”
“Lijkt
me leuk, maar ik mag nog steeds niet fietsen en zwemmen… Veel plezier dan maar,
hè.”
“Hoi,
met mij. Heb je zin om straks naar de film van 20.00 uur te gaan?”
“Ja,
leuk!... Oh nee, dat gaat niet, ik mag natuurlijk niet autorijden en met het OV
haal ik dat niet meer.”
Ik
denk heel vaak alvast voor anderen en vraag bij voorbaat al niet eens meer of
ik mee mag. Ik wil niemand tot last zijn en dan nog iets: stel je voor dat ze
me die lastige miss Fish vinden, die nooit eens zelf kan rijden…Dat is nog eens
“Pride and prejudice”, mijn versie van “trots en vooroordeel”!